In december 1995 zijn we op uitnodiging
van Jimmy (Egyptisch)
en Sandra (Surinaams) naar Egypte geweest. We leerden
Jimmy en Sandra kennen op de IJ-Markt in Amsterdam, waar
ze een
shoarmarestaurant hadden. Hij en zijn broers die ook in
West-Europa werken, investeren
hun geld in de bouw van een hotel in Dahab, aan de Rode Zee. We
hebben Caïro bezocht, zijn in de Nijldelta geweest
en door de Sinaï naar Sjarm el Sheik en
Dahab. Een aantal hoogtepunten passeert hieronder de
revue.
Caïro
- disco en ontbijt op straat
We arriveren na middernacht. Jimmy
haalt ons
af. Bij zijn flat in de wijk Zainab al Zeine wordt
het steeds drukker. Het jaarlijkse feest van 8 dagen
vanwege de naamdag van de kleindochter van de profeet is in
volle gang. Ze is begraven in de moskee in de wijk. Als we
Sandra begroet
hebben, vraagt Jimmy of ik mee ga naar het Hilton. Hij
heeft een afspraak met iemand die het hotel in Dahab wil
pachten. De man is echter al vertrokken maar heeft een
vriend achter
gelaten. Die verontschuldigt hem en biedt een biertje aan. Omdat de
bar dicht is, begint een zoektocht langs andere hotels. Zonder
resultaat. Uiteindelijk brengt een taxichauffeur ons naar
een disco in Gizeh. Half vier zitten
we eindelijk achter een biertje, begeleid door Arabische
discomuziek
die door merg en been gaat. De disco sluit 6 uur,
waarna natuurlijk
nog gegeten moet worden. De vriend weet een shoarmatent waar
hij als een oude bekende wordt begroet. Op het trottoir wordt
snel een
tafel met stoelen neergezet en het eetfestijn begint. Gegrild
lamsvlees, patat en gepekelde
groenten. De ambiance is uniek: geen bestek, we eten met
onze handen en dippen in één grote kom saus. Op
één meter raast het verkeer vijf rijen dik
voorbij. Na een uitgebreid afscheid gaan we per bus
terug naar het Hilton. Als de parkeerwacht zijn ochtendgebed
heeft beëindigd en zijn schoenen weer aan heeft, kunnen we de
auto ophalen.
Caïro
- piramides en de Citadel
Weer naar Gizeh, naar de piramides van Cheops,
Chefren en Mycerinos. De piramide van Cheops
bekijken we ook van binnen. We lopen diep gebukt over
kippentrappetjes en door lage gangen. In de grafkamer in het
centrum van de piramide voel je de
duizenden tonnen steen boven je hoofd. Je denkt vanzelf na over
wat zich hier 3.000 jaar geleden afspeelde. Hoe leefde, werkte en dacht
men? Zorgde de farao voor het onderhoud van de
dijken langs de Nijl om het kostbare waten en vruchtbare slib vast te
houden en dienden de boeren als tegenprestatie tijdens de
overstromingen
voor
hem te werken? Na een kijkje bij de Sfinx
rijden we door Caïro naar de Citadel. De Citadel is door
de Turken, die eeuwenlang
over Egypte heersten, gebouwd. Muhammed Ali, de
laatste sultan, heeft er in 1850 de grote moskee
bij gebouwd. Kort
daarna zijn de Turken door de Engelsen en Fransen het land
uit geschopt. Schoenen uit. Het
praalgraf van Muhammed Ali
en het plafond van de moskee met religieuze teksten zijn
indrukwekkend. Buiten de Citadel
kijken we over Caïro uit. Hoewel
het nog volop licht en zonnig is, is het in de stad al donker door
luchtvervuiling.
Caïro
- Nationaal Museum
Een hele dag in het
Nationaal Museum. De expositie van Toetanchamon
springt eruit. De
zalen zijn per tijdvak ingericht, waardoor je een wandeling
door de tijd maakt. Het mummificeren en begraven van de farao's
begon simpel; de dode werd in een grafkelder bijgezet. Na verloop
van tijd werd
de mummie in een houten kist zonder opsmuk gelegd. Daarna wordt de kist
steeds groter en fraaier, tot de sarcofaag in zwang komt. Weer later is
één sarcofaag niet genoeg, maar wordt het
sarcofaag, in sarcofaag. Daarna nog luxer: gouden dodenmaskers
ingelegd met lapis lazuli. Ook
de
gouden valkenmaskers met ogen van obsidiaan zijn schitterend. De
laatste sarcofaag heeft de afmetingen van een ruime huiskamer.
Eigenlijk moet
je voor elke zaal minstens een paar uur uittrekken, er is zo ontzettend
veel te zien. Op Sadatsquare
eten we snel nog even een broodje shoarma voor we de metro naar huis
nemen.
Nijldelta
- Il Salameia
We gaan een aantal dagen naar Il Salameia, het dorpje waar
Jimmy's vader burgemeester is. De rit door
Caïro naar de uitvalsweg naar Alexandrië kost een
uur. Opeens, nergens een bord, slaan we een onverharde
weg
in. Wat we nu zien is alleen met foto's te
beschrijven. In het huis van Jimmy's ouders gaan we eerst
naar de flat van Jimmy en Sandra op de bovenste verdieping. Vanaf het
balkon hebben we een schitterend uitzicht over het dorp. Het lijkt wel
een tekening van
Anton Piek. Omdat er heel weinig ruimte is en
landbouwgrond absoluut niet bebouwd mag worden, kunnen de huizen alleen
maar naar boven uitgebreid worden. Het dagelijkse afval en
het afval van de
oogst wordt op de
daken gegooid.
Zo'n isolatie is nodig, in de winter zijn de
nachten kil en vochtig. Bovendien is het een goede
ondergrond om eenden, ganzen, duiven en kippen te houden. We maken
kennis met Jimmy's ouders. Bij het eten drinken we
kakadee, een zure thee. Het toetje is brood met geitenkaas. Na
het eten gaan we naar de vrouw van Ali, een van de broers. Haar
dochtertje Heidi - Ali heeft in Duitsland
gewerkt - is jarig. Dus veel zoetigheid, weigeren is er niet
bij. 's Morgens bekijken we het
dorp. Het begroeten van de dorpelingen neemt veel tijd. Iedereen
is vriendelijk: "hartelijk welkom in ons dorp. We zijn zeer
verheugd vrienden van Jimmy te mogen ontmoeten en hopen dat u veel
genoegen beleeft aan het verblijf hier". Bij de Nijl probeer ik de
speciale sfeer te fotograferen. Er loopt nu een sliert kinderen
achter ons. De
burgemeester verwachtte
dat al, zijn assistent verjaagt de kinderen met een stok.
Nijldelta
- El Mahalla
's Middags met de bus naar El
Mahalla. Daar hebben de Engelsen tijdens hun koloniale bewind de
grootste katoenfabriek ter wereld gebouwd. De fabriek draait nog
steeds. Het stadje dankt haar
bekendheid aan het Bedoeïenengoud. Er is een straat van
zeker een kilometer, met aan beide zijden goudwinkeltjes. We zien een
zingende en dansende bruiloftstoet vooraf gegaan door muzikanten. De
bruidegom
toont zijn welstand aan door gouden sieraden voor de bruid te
kopen. Met gebaren nodigt men ons uit om aan te sluiten. Een neef van
Jimmy heeft een
winkeltje waar we voor 64 dollar per 5 gram gouden sieraden kunnen
kopen. Na de koop krijgen we volop eten en drinken: tel
uit je winst. Tegen de avond gaan we met bus 121 terug
naar Il Salemeia. (Weer) een neef van Jimmy geeft 2 mensen opdracht op
te staan voor ons. Een man die in een scherpe bocht naar de zin van
neef teveel tegen Marjan aanleunt, krijgt ter plekke een opdonder. En
dan het commentaar dat hij levert en dat Jimmy zachtjes vertaalt. Tegen
een schele met nog 2 tanden in zijn mond: "doe je sjaal voor je mond.
Je wilt toch niet dat deze dames je zo zien".
Nijldelta
- een Salomon's oordeel in Il Salameia
Na een Surinaams ontbijt van gepluisde bokking, gebakken ui,
knoflook, tomaat en pepers ga ik met Jimmy en z'n vader naar
buiten. We zitten op het bankje waar opa elke ochtend
spreekuur houdt. Klachten, problemen en ruzies worden aan hem
voorgelegd, zijn uitspraak is bindend. Als hij nadenkt,
waagt niemand het om de stilte te verbreken. Iemand klaagt dat zijn
buurman, die met een westers toilet wil pronken,
precies voor zijn huis een beertank in de straat heeft laten
ingraven. De buurman geeft dit
aarzelend toe. Na een lange pauze vraagt de burgemeester wat
de tank gekost heeft. Wel tweeduizend gulden zegt hij. Na weer
een lange pauze komt er een verbluffende oplossing. Als de
klager zijn buurman duizend gulden betaalt, wordt
hij mede-eigenaar van de tank en kan dan heel
goedkoop ook zelf een echte wc in zijn huis plaatsen.
Nijldelta
- El Mansura
Het stadje El Mansura ligt aan de Nijl en heeft een mooi
centrum. De oudere gebouwen laten
duidelijk zien dat de Fransen het hier ooit voor het zeggen hadden.
Na een stop in een ijssalon, waar men zowaar een biertje heeft,
maken we met paard en wagen een
rondrit. Na afloop is er een enorm
tumult. De koetsier houdt bij hoog en laag vol dat hij een rondje meer
heeft gereden dan was afgesproken. Jimmy houdt voet bij stuk
en de koetsier
druipt al scheldend af. Na het avondeten (rijst,
witte bonen, tomaten, sla, rundvlees en zuur) komt Jimmy's vader bij
ons zitten. Het gesprek is moeizaam en mondt uit in een
schrijfles. De cijfers zijn niet moeilijk. Eigenlijk vreemd merkt de
burgemeester op: "jullie gebruiken Arabische cijfers, maar wij de
cijfers uit het oude India, uit het Sanskriet". Morgen
gaan we weer naar Caïro.
Sinaï
- Dahab
We gaan naar de Sinaï-terminal waar de
bussen van Eastern Delta Travel Service vertrekken
naar Dahab: 650 kilometer via Suez en Sharm el Sheik.
We rijden langs het monument van president Sadat. Het
is mistig tot we
bij El Suweis (Suez) de tunnel onder het Suezkanaal in rijden.
Dan langs de Golf van Suez naar Sharm el Sheik. Rechts
zee, links oude, verweerde bergen. De kleuren variëren
van
geel, zwart, groen, rood en grijs tot bruin.
Midden in het niets zijn stukjes grond in cultuur gebracht.
Daar staan ook grote, betonnen blokken: flats. Elke
Egyptenaar kan een lening krijgen voor een flat en 5 hectare
grond. Het
water komt uit de Nijl en wordt via een pijpleiding aangevoerd. Aan de
horizon zien we de vlammen van de olieplatforms die gassen
affakkelen. De weg is door de
Israëli's aangelegd om het gebied te ontsluiten. Na een korte
stop halverwege de ochtend in
Bîr Abu Rudeis, stoppen we om 12 uur in El Tûr
Sinaï. Om
3 uur zijn we in Sharm el Sheik. Na een stop van 3 kwartier start de
laatste ruk van
anderhalf uur naar Dahab.
Halverwege is een hoge bergrug die tot in zee doorloopt
en draait de weg het binnenland in, over de Sarinah
Pass. Daar staat een gedenkteken voor de Israëlische ingenieur
die de weg heeft aangelegd. Het verhaal gaat dat hij op de pas
het ravijn is ingereden, toen hij dronken van het openingsfeest terug
reed.
Dan, half vijf: Dahab. Het schemert al als we voor Jimmy's
hotel - Hotel Cancun - worden afgezet.
Sinaï
- Dahab, Hotel Cancun
In de schemering ziet het hotel er aardig uit. Het
ligt aan een breed zandstrand. Een snelle ronde laat
echter zien dat er nog niets af is en het verwaarloosd
en zelfs vervallen is. In de patio staan rieten hutjes die voor
een
paar centen verhuurd worden aan arbeiders die in de bouw werken. In en
rond het hotel de gebruikelijke, Egyptische rommel. Anders dan Sandra
en
Jimmy verteld hebben, is er geen appartement voor ons. De 3 die
(nog)
overeind staan, zijn permanent verhuurd. Het is duidelijk dat Jimmy dat
wel wist want in een ruimte
tegenover wat de receptie heet, staan al 3 bedden voor ons. Wassen moet
met emmers water omdat
de douches niet werken.
's Morgens vraag ik Jimmy op de man af naar de situatie. Hij kan
het hotel niet afbouwen, het geld is op. Bovendien zet het Ministerie
van Toerisme hem onder druk om
de grond met hotel aan het naastgelegen Sheraton te verkopen. Een zoon
van Mubarak heeft een aandeel van 51% in het Sheraton. Hij zoekt
nu een partner met geld en
nieuwe ideeën en heeft mij op het oog. Tot 1992 liep het goed
(??) maar daarna
stortte het
toerisme in door aanslagen.
Ze hebben het hotel toen gelaten voor wat het was en het
beheer aan twee jonge boerenzoons uit het dorp
gegeven. Ik zeg direct dat ik er niets voor voel, verkoop of
verpacht de boel maar. Hij reageert met "ik ben een boer en die
verkoopt zijn bezittingen niet". Waarop ik stel dat dat precies zijn
probleem is: "jij kan als boer in een keuken misschien aardig uit de
voeten,
maar dat wil niet zeggen dat je dan ook een hotel kan
runnen". Daarna valt het gesprek stil.
Sinaï
- Dahab
De boulevard van Dahab is een onverharde weg
met eettentjes en winkeltjes. De tijd
heeft stil gestaan, de sfeer doet
denken aan hippies. De gasten zijn vooral jonge
Amerikanen, de geur van hasj hangt overal. Waar de
bedouïenen, de oorspronkelijke bewoners van dit gebied wonen,
is erg armoedig. Ze delen niet in de
vooruitgang. We maken een praatje met Astrid, de vrouw van Achmed waar
we net
ontbeten hebben. Zij komt uit Hilversum en zegt dat
ze nooit
meer terug wil naar Nederland. Weer in het hotel
komt de
waterboer. Jimmy is
platzak,
dus kopen wij maar tien jerrycans.
Sinaï
- Catherinaklooster
Een busrit van 2 uur door de woestijn naar het klooster.
Afwisselend hoog- en
laagvlakten en steeds nieuwe vergezichten. Bedoeïenen op
kamelen. Veel politieposten
en posten van de MFO, de Military Forces & Observers van de VN.
Als we over de toegangsweg naar het klooster lopen, voel ik de
historie. 2000 Jaar geleden liep Mozes hier met de stenen
tafelen. Een hele klus bij deze
temperatuur. En 1300 jaar geleden rende Mohammed hier voor zijn leven
om asiel te vragen bij de Grieks-katholieke monniken. Zij boden hem dat
en hij
was zo dankbaar dat hij later verordonneerde dat de monniken onder zijn
speciale bescherming staan en eeuwig mogen blijven. Het klooster
ademt een eeuwenoude sfeer uit. Op de lantaarns prijkt het van de
kruistochten
bekende kruis. Het interieur is fraai. Veel
schilderijen van mensen die om hun geloof zijn vermoord. Van de
monniken die overlijden wordt alleen de schedel bewaard. Om 12 uur is
er een
mis en iedereen behalve de pelgrims moet (voor het zingen) de kerk uit.
Buiten klauter ik de rotshelling op om foto's te maken. Boven mij zie
ik de weg die de pelgrims lopen naar de kapel op Mount
Sinaï.
Terug
naar Caïro
Op een ochtend vertelt Jimmy dat hij de vorige
avond met een paar bekenden in het Novotel was en daar meteen
heeft gedoucht. Ik ontplof: wij moeten ons in zijn "hotel" met
een bak koud
water behelpen en meneer gaat "luxe". Als ik dit aan de
anderen vertel, zijn we het snel eens, we
gaan terug en proberen de tickets om te zetten. We spreken af dat ik
een busje of
taxi charter, dan nemen we wel een andere route door de
Sinaï. We
informeren ook Jimmy. Die vraagt heel timide of hij ook mee kan, anders
zit
hij hier vast zonder een cent. Ik vind een chauffeur
met een oude Peugeot stationwagen, die ons voor een alleszins redelijke
prijs naar Caïro zal brengen. Hoewel hij voor
niets mee rijdt, mekkert Jimmy over de
prijs. Maar dat is gauw over als we zeggen: "blijf
dan maar hier als
je de rit te duur vindt". We vertrekken om 2 uur
en rijden via Nuweiba, waar we de weg dwars door de
Sinaï naar Caïro nemen. We stoppen bij
een oase, echt een
plaatje: een heel klein stroompje helder water en groepjes palmbomen.
De chauffeur ververst de olie. De oude olie laat hij gewoon op
de grond lopen. Daar is het immers ook uitgehaald, is zijn verbaasde
verweer. Onderweg zien we de
resten van de veldslagen die Egypte en Israël
hier leverden. Voor de tunnel stoppen we om te eten.
's Avonds 11 uur zijn we bij de flat in
Caïro.
Terug
naar Nederland
In het kantoor van Egypt Air kan men niet zien of
er nog plaats is op de vlucht van morgen omdat het
computerbestand al is gesloten. Men adviseert de volgende
ochtend naar het vliegveld te gaan en het bij de balie te
proberen. De vlucht gaat om 11.15, dus moeten we er om 9 uur
zijn. Om geen enkel risico te lopen zijn we al om 8 uur op het
vliegveld. Ondanks ons aandringen moeten we wachten tot een
kwartier voor vertrek voordat we wat horen. Tegen 11
uur wenkt de baliemedewerker en zegt dat we geluk hebben,
er zijn nog 3 plaatsen vrij. Ik krijg de tickets met een
inlegvel terug, de bagage gaat snel op de band en wij haasten ons
door de douane naar de bus. Die rijdt al voordat we
er goed en wel in zijn. We hollen de trap op en gaan naar onze
plaatsen. Riemen vast, we vertrekken. We halen opgelucht adem,
kijken om ons heen. Alleen in ons gedeelte van het vliegtuig zijn
er zeker nog 20
stoelen vrij.